dinsdag 8 december 2015

Een jaar lang zonder bonnetjes

Door: Siewert Lindenbergh, lid Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

In november 2014 maakte het Schadefonds een grote wending: van wel 26 individuele schadeposten naar zes vaste categorieën met ronde bedragen als tegemoetkoming. Een jaar later is het tijd voor een grondige evaluatie: wat zijn de reacties van slachtoffers, van ketenpartners? Is bereikt wat we voor ogen hadden? Wat zijn de verbeterpunten?

Op 6 november werd de aftrap gegeven in een evaluatiemiddag met medewerkers en Commissieleden van het Schadefonds, met onderzoekers van de Universiteit Leiden die het evaluatieonderzoek gaan uitvoeren en met enkele gasten, van Slachtofferhulp Nederland en van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Aan de hand van een aantal vragen is geïnventariseerd wat de eerste indrukken zijn.

Wat was ook alweer de aanleiding voor het nieuwe beleid? Uit onderzoek was gebleken dat ontvangers over het algemeen tevreden waren met de door hen ontvangen tegemoetkoming, maar dat zij behoefte hadden aan meer voorspelbaarheid, dat zij doorgaans geen idee hadden van de componenten (vermogensschade/immateriële schade) waaruit hun tegemoetkoming bestond, en dat zij veelal ook geen idee hadden dat het ging om een tegemoetkoming in plaats van een schadevergoeding. Verder was er enige wrevel over de wijze van afwikkeling door de grote hoeveelheid informatie die van aanvragers werd verlangd. Dat laatste leidde bovendien tot schijnprecisie: het uitvragen op 26 schadeposten en toekennen van bedragen achter de komma oogde weliswaar precies, maar in werkelijkheid ging het – vanwege het tegemoetkomingskarakter en de wettelijke maxima – om afgetopte bedragen die doorgaans de werkelijk geleden schade niet dekten. En dat kostte veel tijd en aandacht, zowel van de aanvragers als van de Schadefondsmedewerkers. Dat alles leidde tot de gedachte om minder tijd te steken in het uitmeten van de schade en meer te investeren in individueel contact. Daarbij speelde een rol dat inmiddels ervaring was opgedaan met ongedifferentieerde tegemoetkomingsbedragen in de regelingen inzake seksueel misbruik in de jeugdzorg waaraan het Schadefonds uitvoering geeft.

En wat waren de bedoelingen van het nieuwe beleid? Kwade tongen hebben beweerd dat het zou gaan om een bezuinigingsoperatie. Dat is niet juist: altijd heeft voorop gestaan om ten minste hetzelfde bedrag aan tegemoetkomingen uit te keren als onder het oude beleid. De belangrijkste doelen waren het vergroten van voorspelbaarheid voor aanvragers, het benadrukken van het tegemoetkomende karakter van de uitkering, verkorting van de beslistermijnen, vermindering van gedeeltelijke afwijzingen, begrijpelijkere beslissingen en een forse afname van de aanvullende aanvragen en van bezwaar- en beroepszaken. De gedachte was ook dat deze ontwikkelingen medewerkers meer tijd zouden geven voor individueel contact met de aanvragers en voor andere activiteiten zoals voorlichting. Verder bestond de wens om het oog van de aanvrager meer te richten op de toekomst (hoe helpt een tegemoetkoming mij vooruit?) en minder terug te blikken op het verleden (wat is mij overkomen en hoe ziet mijn schade er precies uit?)

In een rapportcijfer uitgedrukt kreeg het nieuwe beleid tijdens de eerste evaluatiemiddag een ruime voldoende (7,5 a 8). Als succesvol werden benoemd de toegenomen snelheid van afwikkeling, meer oog en tijd voor persoonlijk contact met de aanvrager, prettiger werken zonder onderzoek naar bonnetjes, minder complexe formulieren en minder aanvullende aanvragen. Maar er werden ook verbeterpunten genoemd: de schade volgt niet altijd het letsel omdat relatief bescheiden letsels soms forse schade – bijvoorbeeld verlies aan arbeidsvermogen – kunnen veroorzaken, er komt nu veel druk te staan op indeling in de juiste letselcategorie en die indeling kan soms evenwichtiger, de kosten van rechtsbijstand bij aanvragen worden niet meer vergoed. Verder werden reserves gemaakt voor de verrekening met later ontvangen betalingen (bijvoorbeeld van de dader), omdat die pas later volgt en nog onduidelijk is hoe het beleid hier uitpakt.

Dit zijn natuurlijk voorlopige indrukken, want het echte evaluatieonderzoek door de Universiteit Leiden moet nog starten. Bovendien gaat het er bij het nieuwe beleid natuurlijk niet om of het Schadefonds of de ketenpartners er blij mee zijn, maar vooral of het door de aanvragers en ontvangers als een verbetering wordt ervaren. Naar die ervaringen zien wij met belangstelling uit. Wordt vervolgd dus.

www.schadefonds.nl

maandag 9 november 2015

Van samen werken naar samenwerken

Door: Monique de Groot, directeur Schadefonds Geweldsmisdrijven

De eerste verdieping van ons kantoor in Rijswijk, waar mijn kamer zich bevindt, is doorgaans een oase van rust. De medewerkers op die verdieping werken hard en ook stil of zijn deels elders aan het werk. Maar vandaag was het reuring! Op bezoek waren de zogenoemde Schadefondsspecialisten. Hoe mooi wil je het als organisatie hebben dat bij een ketenpartner mensen zijn aangewezen die als specialist over jouw werk zijn benoemd? Schadefondsspecialisten zijn medewerkers van Slachtofferhulp Nederland die meer dan de reguliere medewerkers weten hoe de aanvraagprocedure bij ons werkt. Iedere medewerker van Slachtofferhulp Nederland kan een slachtoffer helpen bij het invullen van het aanvraagformulier van het Schadefonds. Maar als zij vragen hebben of een collegiale controle willen op het aanvraagformulier, dan kunnen zij terecht bij deze specialisten. Op verschillende data en verschillende plekken in het land treffen zij dit najaar medewerkers van het Schadefonds die hen nog deskundiger maken en hen meenemen in de laatste ontwikkelingen. Hiermee willen we ervoor zorgen dat de aanvragen van slachtoffers in hoge mate een kans van slagen hebben en leiden tot een tegemoetkoming.

Het is één van de manieren waarop Slachtofferhulp Nederland en het Schadefonds Geweldsmisdrijven de dienstverlening aan slachtoffers en nabestaanden proberen te verbeteren. Vanwege de onafhankelijke besluitvorming op aanvragen is het niet aan het Schadefonds om het slachtoffer te helpen bij het invullen van het aanvraagformulier. Het is mooi dat een organisatie als Slachtofferhulp Nederland dat kan oppakken. Een slachtoffer dat is achtergebleven met schade kan op verschillende manieren proberen dit vergoed te krijgen. Bijvoorbeeld bij een verzekeraar, in een civiele procedure, via een vordering benadeelde partij in een strafproces of via het Schadefonds. Slachtofferhulp Nederland helpt mensen de meest geschikte weg te vinden, waaronder die naar het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Op verschillende niveaus van onze organisaties is er intensief contact om het slachtoffer zo goed mogelijk te helpen. Om bij de top te beginnen: onlangs waren de voorzitter van onze Commissie Ludo Goossens en ik te gast bij de Raad van Toezicht van Slachtofferhulp Nederland. We hebben gesproken over de huidige wijze van samenwerking en onze plannen hoe we dit kunnen uitbouwen in de toekomst. Enkele weken daarvoor was Harry Crielaars (Raad van Bestuur Slachtofferhulp Nederland) aanwezig bij de maandelijkse vergadering van onze Commissie en heeft daar de inhoudelijke discussie meegemaakt over een aantal beleidsontwikkelingen die bij ons spelen. Harry en ik treffen elkaar periodiek in de Kerngroep slachtofferbeleid onder leiding van het ministerie van Veiligheid en Justitie, waaraan ook andere ketenpartners deelnemen. Deze week sprak ik met de directeur Juridische Dienstverlening van Slachtofferhulp Nederland de verschillende dossiers door die ons momenteel bezighouden. Begin volgend jaar is een vergadering met beide managementteams gepland. We houden elkaar dus goed op de hoogte van wederzijdse acties en ontwikkelingen.
Onze medewerkers treffen elkaar ook regelmatig. De beleidsmedewerkers weten elkaar goed te vinden op een veelheid van dossiers en trekken daarin samen op. Enkele juristen binnen mijn organisatie geven voorlichting over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming en onze werkwijze en zij zijn contactpersoon voor een bepaalde regio van Slachtofferhulp Nederland. Zo kan een persoonlijke band tussen de medewerkers ontstaan. Dat bevordert de goede communicatie en samenwerking. En daarmee is het slachtoffer gebaat.

Onze taken maken dat we verschillende organisaties zijn, het is niet aangewezen die in één organisatie te vatten. Ons gezamenlijk doel is dat het slachtoffer zo snel en goed mogelijk wordt ondersteund en er zo min mogelijk ongemak van heeft dat wij twee afzonderlijke organisaties zijn. We zijn in dat kader op een goede weg en we zien nog veel mogelijkheden om de samenwerking verder vorm te geven.

www.schadefonds.nl

dinsdag 22 september 2015

Harnas

Door: Carol van Nijnatten, lid Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

Tijdens hoorzittingen bij het Schadefonds heb ik mensen ontmoet die als kind seksueel werden misbruikt. De slachtoffers vertellen wat hen (meestal lang geleden) is overkomen in een kindertehuis of bij een pleeggezin. De slachtoffers verschillen onderling, maar de meesten blijken in staat uitgebreid te vertellen over wat hen is overkomen. Ze weten nog de namen van de groepsleiders en die van groepsgenoten en beschrijven vaak tot in detail de paviljoens waar ze woonden. Wat mij steeds weer opvalt is dat ze met droge ogen verslag doen van de meest verschrikkelijke zaken. Enkelen raken geagiteerd tijdens hun verhaal maar de meesten hebben opgeschreven of vertellen stap voor stap wat er gebeurde, maar zelden wordt een slachtoffer overmand door de inhoud van zijn verhaal.
De psychoanalyticus Louis Tas sprak over ‘vermijding van rouw’. Hij beschrijft hoe Joodse slachtoffers met understatements en andere middelen proberen de scherpe kanten van hun oorlogsgeschiedenis te verzachten. En hoe zij de verontwaardiging van de volgende generatie tegemoet moeten zien omdat ze overleefd hebben of het verwijt kunnen krijgen dat zij zich als volk hebben laten vernietigen.

De slachtoffers van seksueel misbruik lijken zich ook te harnassen tegen hun eigen gevoelens en de reacties van omstanders. Ik zag het treffend verbeeld in de klassieke Amerikaanse film ‘Good Will Hunting’ over een jonge conciërge met een wiskundeknobbel op een technische school.  Hij verprutst zijn talenten en de relatie met zijn leuke vriendin. Wat is er mis met die jongen? Will is als kind herhaaldelijk door zijn stiefvader in elkaar geslagen. Nu kan hij op zijn beurt zijn handen niet thuis houden en belandt in de cel. Hij mag er op voorspraak van de wiskundeleraar uit als hij zich onder behandeling stelt van therapeut Sean Maguire. In een aangrijpende scène aan het einde van de film bekent de therapeut dat hij als kind ook is mishandeld. Sean loopt langzaam op Will af en zegt dat de shit uit zijn dossier niet zijn fout is. Dat herhaalt hij tien keer ‘It’s not your fault’. Will voelt zich ongemakkelijk bij die confrontatie en probeert zich nog een beetje uit de situatie te redden: ‘I know, I know’’. Dan wordt hij boos, begint te schreeuwen en duwt Sean weg totdat hij breekt en in huilen uitbarst.

Uiteraard is dat een aangedikte Hollywood dialoog die in het echt leven niet voorkomt. Toch laat het zien hoe diep de ellende van geweld tegen kinderen kan zijn weggestopt, hoe stevig de deksel op de beerput kan zitten en hoe geharnast de slachtoffers van geweld door het leven kunnen gaan. Hoewel ik geen Sean Maguire ben en het  Schadefonds Hollywood niet is, ik gun die slachtoffers allen hun Will Hunting-moment.

www.schadefonds.nl

donderdag 16 juli 2015

Meer slachtoffers en langer de tijd

Nu de werking van de financiële regelingen voor seksueel misbruik in de jeugdzorg in het najaar 2015 een einde neemt, sloeg ik opnieuw het rapport van de commissie Samson uit oktober 2012 op. “Omringd door Zorg, toch niet veilig” blijft het lezen meer dan waard.
Ik wil deze blog gebruiken om een aantal observaties met u te delen.

Het rapport Samson begint met vier korte voorbeelden van seksueel misbruik en dat helpt het probleem te definiëren. Neem het verhaal van het 11 jaar oude meisje Esmeralda, mishandeld en seksueel misbruikt door haar vader, daarna via een meldpunt kindermishandeling uit huis geplaatst en in een jeugdzorginstelling terechtgekomen. Daar is zij uiteindelijk ook weer misbruikt maar dan door een groepsleider.

Allereerst komt het lezen van deze voorbeelden in de verste verte niet in de buurt van het spreken met een slachtoffer van dergelijk misbruik zelf. Ik voer dergelijke gesprekken nu inmiddels meer dan anderhalf jaar en keer op keer ben ik weer geraakt door de verwoesting die in mensenlevens is aangericht. En dat terwijl ik toch  in mijn functie als strafrechter gewend ben heel ernstige zaken te berechten en met verdachten van zeer ernstige delicten te spreken.

Ten tweede merk ik dat gesprekken met slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugdzorg, in het kader van de regelingen die daarvoor dit jaar nog gelden, in zekere zin gemakkelijker zijn omdat de te nemen beslissing minder gecompliceerd is. Die is juridisch eenvoudiger. Anderzijds zijn de gesprekken, in de zin van ervaringen en emotionele belasting, veel moeilijker en aangrijpender, juist omdat ze je zo onontkoombaar raken als je de beschadiging van mensen ziet en voelt. Ook heb ik in die gesprekken aan den lijve ondervonden hoezeer mensen hebben moeten worstelen voordat ze in staat waren het verhaal van hun misbruik, en hun vaak ingrijpend negatief beïnvloede leven, konden vertellen.
Het is vanuit die ervaring dat ik hier de overheid in overweging geef om  gevolg te geven aan het verzoek van de lotgenotenorganisaties om de werking van de huidige regelingen te verlengen. Om zo de slachtoffers een kans te geven hun verhaal in alle rust te vertellen tegen een onafhankelijke vertegenwoordiger van de overheid als zij, tot op dit moment, om wat voor reden dan ook, daartoe nog niet in staat waren. Hetzij in het kader van de Tijdelijke regeling, hetzij het Statuut, beiden uitgevoerd door het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

In de derde plaats observeer ik dat we de afgelopen periode bij het Schadefonds een aantal aanvragen hebben moeten afwijzen om formele redenen. Ze vielen om juridische redenen niet onder de werking van de regelingen, bijvoorbeeld omdat het niet om jeugdzorginstellingen ging. Deze zaken van seksueel misbruik speelden zich wel binnen een residentiële setting van bijvoorbeeld jeugdpsychiatrie of zorg voor (jeugdige) mensen met een lichamelijke beperking, maar zij vielen toch dan buiten de grens van de Tijdelijke regeling en de Statuut regeling seksueel misbruik in de jeugdzorg.

Tenslotte.
De derde observatie doe ik ook weer tegen de achtergrond van de overtuiging dat seksueel misbruik moet hebben plaatsgevonden - en helaas misschien nog plaatsvindt - in elke residentiële setting waar macht wordt uitgeoefend over pupillen.

Het is met name dat onderdeel van de observatie dat maakt dat ik het juridisch onderscheid wrang en slecht verdedigbaar vind. Ik vind dat voor elk seksueel misbruik binnen een residentiële setting, waar machtsverhoudingen een rol spelen, een gemakkelijk toegankelijke regeling zou moeten gelden voor schadeloosstelling van slachtoffers.
Liefst te betalen door de verantwoordelijke organisatie, maar als het niet anders kan, dan als vangnet, in een collectieve regeling.

En laat duidelijk zijn: waar zich dat nu voordoet, kunnen slachtoffers nu natuurlijk al terecht bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Zij zullen bij ons een luisterend oor vinden en een welwillende behandeling.

Zo’n regeling is voor de erkenning van de betrokken slachtoffers van groot belang voor het herstel van hun vertrouwen, in de omgeving en de rechtsstaat. Maar ik denk dat zo’n regeling minstens zo belangrijk voor de gezondheid van de betrokken organisaties zelf.

Ludo Goossens
Voorzitter Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

www.schadefonds.nl


dinsdag 9 juni 2015

Goed geland


Door: Monique de Groot, directeur Schadefonds Geweldsmisdrijven

Mijn vierde week bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven al weer. De tijd gaat snel. Op 11 mei jongstleden wandelde ik daar als directeur binnen. Inmiddels ben ik een hoop (eerste) indrukken wijzer en tegelijkertijd heb ik het gevoel dat ik er nog veel zal opdoen. Wàt een diverse organisatie, wàt een betrokken medewerkers en commissieleden! Het voelde al na enkele dagen als ‘thuis’. En dat wil wat zeggen voor iemand die de laatste 25 jaar op het ministerie van Veiligheid en Justitie werkzaam is geweest. Op heel verschillende plekken binnen dat ministerie overigens, maar toch heel anders dan het Rijswijkse. Ik werd vanuit alle kanten zeer warm welkom geheten.

Nina Huygen, die de laatste vier jaar leiding heeft gegeven aan het Schadefonds, heeft een mooie en professioneel werkende organisatie achtergelaten. Dat geeft mij de ruimte om zowel de organisatie als de partners waarmee we samenwerken nader te leren kennen. Om de ontwikkelingen op het terrein van het slachtofferbeleid en de relatie daarvan met onze organisatie te bezien. En van daaruit te beoordelen op welk terrein nog verandering en verbetering kan plaatsvinden.
Mijn eerste weken staan daarom vooral in het teken van kennismaking. Met de medewerkers van het Schadefonds en het werk dat zij doen: het bieden van een financiële tegemoetkoming aan slachtoffers van geweldsmisdrijven met ernstig psychisch of fysiek letsel tot gevolg en op die wijze het onrecht erkennen dat hen is aangedaan. En waar de medewerkers bij het beoordelen van de aanvragen tegen aanlopen. Zoals bij veel organisaties betreft dat momenteel de invoering van een nieuw ICT systeem waarin de aanvragen van slachtoffers voortaan papierloos worden behandeld. Dat moet leiden tot een snellere en meer efficiënte afhandeling van de verzoeken en dus - samen met het recent ingevoerde all-in beleid en de meer burgergerichte werkwijze - tot een betere dienstverlening aan slachtoffers. Werken met een nieuw ICT systeem gaat niet vanzelf en vereist naast aanpassing van de bits en de bytes ook aanpassing van de medewerkers en werkafspraken. Daar zitten we nu volop in.
Dat nieuwe systeem is voorwaarde voor een gezonde toekomst van het Schadefonds. Een toekomst waarin we wellicht ook andere regelingen kunnen uitvoeren, zoals nu met de regelingen voor seksueel misbruik in jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen. Een toekomst ook waarin we tijd- en plaatsonafhankelijk gaan werken. Ons nieuwe werken gaat gepaard met de verhuizing van de organisatie naar Den Haag in april 2016. Dan trekken we in bij de Raad voor de rechtspraak aan de Hoge Nieuwstraat. Het is een uitdaging om te verhuizen met ongeveer 80 medewerkers terwijl de dienstverlening aan de slachtoffers gewoon doorgaat.

Een belangrijke inhoudelijke opdracht zie ik in het verbeteren van de bekendheid van het Schadefonds voor slachtoffers . De dienstverlening die wij bieden wordt gewaardeerd, zo blijkt uit wat wij horen, maar vaak wordt daarbij opgemerkt dat het lang duurde voordat men wist dat we bestonden en wat we te bieden hebben. Daar moet wat aan gebeuren en daar zal ik mij de komende periode op richten. Om zowel bij het bredere publiek als bij ‘doorverwijzers’ als politie, Slachtofferhulp Nederland en Openbaar Ministerie meer bekendheid te geven aan wie wij zijn en wat we kunnen betekenen. Ik zal daarbij ook inzetten op andere mogelijke doorverwijzers, zoals de Jeugdzorg en gemeenten. U ziet mij binnenkort langskomen!

www.schadefonds.nl

dinsdag 12 mei 2015

Slachtoffer


Door: Carol van Nijnatten, lid commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven


Het Schadefonds Geweldsmisdrijven geeft een financiële tegemoetkoming aan mensen die slachtoffer zijn geworden van een geweldsmisdrijf met ernstig psychisch of fysiek letsel tot gevolg. Waarom spreken wij in de 21ste eeuw nog van slachtoffers? Dat woord stamt immers uit oude culturen waarin dieren en ook mensen ceremonieel werden gedood als een geschenk aan de Goden. Het was een offer om de Goden gunstig te stemmen. Ook al liggen het geloof in meerdere Goden en brandstapels achter ons, de rol van het slachtoffer zit nog diep verankerd in onze cultuur. Christus heeft immers de rol van slachtoffer op zich genomen door zijn leven te geven “om de zonden van de mensen weg te nemen’. Hij was daarmee de zondebok pur sang die de schuld van velen op zich nam. Het christelijk geloof is gebaseerd op het geloof in het offer dat Jezus bracht.

In de huidige ontkerkelijkte wereld zullen velen dit verhaal niet meer letterlijk nemen, maar nog wel de dynamiek van het slachtofferschap herkennen en erkennen, dat wil zeggen zien dat er nog steeds medeburgers zijn die de dupe worden van het zondige gedrag van andere medeburgers. Uiteraard wordt niet langer het mooiste slachtvee of het mooiste kind op de brandstapel aan de Goden geofferd, maar met slachtoffers duiden wij nog wel degelijk mensen aan die buiten hun schuld de dupe worden van het geweld van anderen. Dat kan zomaar gebeuren in een open samenleving als de onze, een samenleving waarin mensen een grote vrijheid van handelen hebben, maar niet altijd de zware verantwoordelijkheid kunnen dragen die bij die vrijheid hoort. De openheid en vrijheid van onze samenleving, die algemeen worden gekoesterd, kunnen betekenen dat mensen ongewild de dupe worden van een uit de hand gelopen feestje in Haren of een aanslag in een supermarkt. In zekere zin betalen deze gedupeerden de onvolkomenheid van onze samenleving. We kunnen hen slachtoffers noemen in de eigenlijke zin van het woord omdat we willens en wetens de voorkeur geven aan vrijheid met deze risico’s tot gevolg. We prefereren om geen automatische geweren op elke straathoek te hebben.

Sinds ruim 25 jaar brengt onze samenleving ook een offer dat dit soort onrecht compenseert en daarmee de zonden in onze samenleving een klein beetje ‘wegneemt’. De financiële tegemoetkoming van het Schadefonds is in feite ook weer een offer, een (terug)gave aan mensen die het nadeel hebben ondervonden van het roekeloos optreden van anderen zonder dat zij daaraan iets konden doen. Dat offer heeft ook de bedoeling Nederlandse burgers gunstig te stemmen. Immers wij houden van onze vrijheid maar willen ook dat er voor ons wordt opgekomen als we het slachtoffer van onrecht zijn geworden.
Een samenleving is krachtiger naarmate haar zelfreinigend vermogen groter is. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven gelooft in het reinigend vermogen van de financiële tegemoetkoming, het tegenoffer.

www.schadefonds.nl

donderdag 9 april 2015

All-inclusive

Door: Janny Dierx, adviseur en mediator, lid commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

In de vakantiewereld is ‘all-in’ niet zonder meer een aanbeveling. Ik krijg in ieder geval associaties met strandhotels waar gezette vakantiegangers hun bordjes te vol laden en waar al bij het ontbijt de eerste cocktails achterover gaan. Persoonlijk prefereer ik een vakantie met self-catering: ik bepaal liever zelf wanneer en waar ik eet en drink. En dan liever lekker dan veel.

All-in noemen wij bij het Schadefonds de bedragen die we uitkeren als tegemoetkoming aan slachtoffers van ernstige geweldsmisdrijven. Zelf beschouwen we deze nieuwe praktijk als een verbetering. Tot voor kort werkten we met tientallen verschillende soorten schadevergoeding en moesten slachtoffers hun claims onderbouwen met bonnetjes met cijfers tot achter de komma. Ook juristen van het Schadefonds waren er druk mee. Dat hoeft nu niet meer. Slachtoffers ontvangen afhankelijk van de ernst van hun letsel een rond bedrag. Er zijn zes categorieën tussen de € 1.000 en € 35.000.

We zijn benieuwd naar de effecten van deze nieuwe manier van uitkeren. Zouden er ook nadelen zitten aan het all-in concept? Het woord alleen al wekt misschien de indruk dat de schade vanaf nu helemaal wordt vergoed. Wat dat betreft is verwachtingenmanagement nog steeds nodig: een uitkering uit het Schadefonds is en blijft een tegemoetkoming.

Bij het toekennen van tegemoetkomingen aan de mensen die in het verleden te maken hebben gehad met seksueel misbruik in de jeugdzorg, deed het Schadefonds al ervaring op met het toekennen van ronde bedragen. Een van die zaken staat op mijn netvlies gegrift. Het ging om een zestig jarige man. Vanaf zijn veertiende had hij te maken met seksueel misbruik. Het had hem ongelooflijk veel moeite gekost om de gevolgen daarvan op de rest van zijn levensloop onder ogen te zien en te aanvaarden. Hij kreeg een tegemoetkoming en ontving een mooi rond bedrag.

In eerste instantie was hij er blij mee geweest, vertelde hij bij het toelichten van zijn bezwaarschrift. Daarna had hij gedacht: waarom dit bedrag? Waarom niet hoger? Waarom kijkt het Schadefonds helemaal niet naar de verwoestende gevolgen van het seksueel misbruik op de rest van mijn leven? En wat kan ik hier nu eigenlijk echt mee?

‘Wat zou je het liefst willen?’ vroeg ik hem. Hij aarzelde geen moment: het liefst zou hij naar het conservatorium gaan: “Die kans heb ik verspeeld toen ik jong was. En nu is het te laat. Welk conservatorium zou een zestigjarige aannemen? En met deze tegemoetkoming kan ik dat ook nog niet helemaal betalen.”

We konden we op de hoorzitting goed met elkaar praten over de beperkingen van de regelingen die het Schadefonds uitvoert. Het schoot door mij heen: waarom kunnen we dat eigenlijk niet organiseren? Waarom kunnen we als maatschappij niet organiseren dat slachtoffers van ernstige misdrijven alsnog een droom kunnen verwezenlijken? Dat zij ook maatwerk kunnen krijgen? In feite kunnen we dan pas met recht en reden spreken van all-inclusive beleid: inclusief self-catering.

www.schadefonds.nl

vrijdag 6 maart 2015

Wisseling van de wacht

Door: Ludo Goossens Voorzitter Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

Onlangs vertrok de directeur van het Schadefonds met haar gezin voor een periode van twee jaar naar Bonaire.
Overigens zegde de staatsecretaris in de Tweede Kamer toe ook daar enige vorm van schadefonds op te zetten. Vanzelfsprekend helpen we daarbij graag met de expertise die wij hebben, en wat ligt meer voor de hand dan om de uitvoering op een of andere manier onder het Schadefonds hier te laten vallen? Dat bevordert de eenheid van beleid en uitvoering en de uitwisseling van expertise.

Na vier jaar directeurschap van Nina Huygen mogen we vaststellen dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven enorm is geprofessionaliseerd, meer op de burger en aanvrager is gericht geraakt en toegankelijker voor klanten en ketenpartners.
Die burgergerichtheid, het uitleggen en nabellen zijn ontwikkelingen waar veel overheidsorganisaties een voorbeeld aan kunnen nemen, de mijne - de rechtspraak - niet in de laatste plaats.

Ook is het innovatief vermogen van het Schadefonds groot gebleken, voldoende groot om een belangrijke uitbreiding van taken verantwoord op te vangen. De taken zijn verbreed met de regelingen voor seksueel misbruik in de jeugdzorg, met een regeling voor schade als gevolg van openlijk geweld en de Subsidieregeling overvallen, die slachtoffers van een overval in staat stelt om preventieve maatregelen te nemen om herhaling van een overval te voorkomen.
Daarmee heeft het Schadefonds zich onder het directeurschap van Nina ontwikkeld in de richting van de overheidsorganisatie die geknipt is om zorg te dragen voor compensatie en erkenning van leed, daar waar de overheid, in termen van veiligheid, preventie of toezicht, steken heeft laten vallen.

Als Schadefonds willen we graag op die weg verder gaan. Daarbij valt te denken aan compensatie na aanslagen, rampen en ongevallen, medische fouten et cetera. De organisatie is daar klaar voor.
Maar ook aan de andere kant, de belangrijkste, die van slachtoffers, willen wij in de tweede helft van deze kabinetsperiode belangrijke stappen maken. Om de positie van slachtoffers structureel te versterken is nodig dat naar het voorbeeld van de reclassering de belangenbehartiging en ondersteuning van slachtoffers wordt georganiseerd in een stevige zuil in het maatschappelijk middenveld.

Ik daag de andere (slachtoffer)organisaties in dit veld, en ook departement van Veiligheid en Justitie en politiek, uit om over de opbouw van zo’n slachtofferpijler in het strafrechtelijk veld mee te denken en daaraan mee te bouwen.

Tot slot rest mij hier: dank Nina Huygen voor wat je voor de ontwikkeling van ons Schadefonds hebt gedaan.

Ludo Goossens

www.schadefonds.nl


donderdag 15 januari 2015

Verhaal halen

Door: Carol van Nijnatten, Lid Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

Mensen die bij het Schadefonds aankloppen voor een schadeloosstelling voor het geweld dat hen is aangedaan, komen verhaal halen.  Er staat immers nog een rekening open die moet worden vereffend.

De personen die een aanvraag doen bij de Raadkamer Statuut – het orgaan dat is ingesteld om aanvragen te toetsen in het kader van seksueel misbruik in jeugdzorginstellingen en pleeggezinnen, waarbij de dader/instelling aansprakelijk wordt gesteld - komen ook een verhaal brengen. Een verhaal over een reeks gebeurtenissen, meestal uit een ver verleden. Gebeurtenissen die iedere verbeelding tarten en nauwelijks onder woorden te brengen zijn! Niet zelden hoorden de levenspartners van de slachtoffers pas over de gebeurtenissen toen er melding werd gedaan bij de commissie Samson. Ze vertellen hun levensgeschiedenis nu ook aan de jurist(e) van het Schadefonds en de leden van de Raadkamer.

Soms weten de slachtoffers feilloos details uit het verleden op te diepen. Andere aanvragers kunnen zich de details niet meer herinneren. Maar ook bij hen staan de verwoestende effecten van het misbruik in hun geheugen gegrift: de angst voor herhaling (de voetstappen op de trap), de schaamte (als anderen het maar niet te weten komen) en weerloosheid (als ik het vertel, word ik weggestuurd). En .. de eenzaamheid, het feit dat je het aan niemand kan vertellen, dat niemand je gelooft, dat het misbruik niet wordt erkend.

Aanvragers bij de Raadkamer Statuut komen in zekere zin ook verhaal maken. Ze hopen op een antwoord op hun vragen over het verleden. Waarom was de beschuldigde zo gewelddadig en waarom was ik juist het slachtoffer, waarom loopt de misbruikende jeugdzorgwerker nog ongestraft rond?

Het Schadefonds werkt soms maanden lang aan antwoorden op die vragen. Aan de hoorzitting van de Raadkamer Statuut gaat een lange periode vooraf waarin de aanvrager samen met een van de juristen een dossier aanlegt. Daarin worden proces verbalen, briefjes van dokters, e-mails, geboorteregister, salarisstroken verzameld. Het vraagt veel van aanvragers die klus te klaren, maar misschien is het toch de moeite waard. Immers het aanleggen van een dossier maakt het mogelijk voor aanvragers om met een neutraal derde persoon nog eens naar dat moeilijke leven te kijken. Het biedt de mogelijkheid de eigen levensgeschiedenis vanuit een nieuw perspectief te bekijken en opnieuw te vertellen.

Daarom is het misschien wel niet zo erg dat het even duurt om dat dossier te maken. Met de vorming van het dossier wordt het verhaal immers opnieuw geschreven. Eenmaal op de hoorzitting is het verhaal al voor het grootste deel verteld. Dan volgt de erkenning door de Commissie van het Schadefonds en is verhaal gehaald.

www.schadefonds.nl