donderdag 14 april 2016

Na een terroristische aanslag…

Door: Siewert Lindenbergh, lid Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

De aanslagen in Brussel van eind maart hebben ons opnieuw ingescherpt hoe het risico van een terroristische aanslag dichtbij komt. Zo’n aanslag is onmiskenbaar een geweldsmisdrijf waardoor mensen ernstig letsel oplopen, of erger. En de verantwoordelijke dader ligt vaak letterlijk op het kerkhof. Dat zijn redenen om, als zo’n aanslag in Nederland wordt gepleegd een beroep te doen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

Natuurlijk is geld niet het eerste waar slachtoffers van een aanslag aan zullen denken. Dat betekent dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven in eerste instantie een bescheiden rol past. Maar juist dergelijke ernstige gebeurtenissen kunnen in een vroeg stadium ook financiële hulp nodig maken. Onze Belgische zusterorganisatie heeft daarmee inmiddels enige ervaring.

Kunnen de bestaande regels voor tegemoetkomingen één-op-één worden toegepast in geval van een terroristische aanslag? Is zoiets niet veel erger dan een andersoortig geweldsmisdrijf? Is er dan plaats voor hogere tegemoetkomingen? Hoe stel je de kring van gerechtigden tot een tegemoetkoming dan vast? En hoe gaat onze organisatie om met een plotselinge gebeurtenis met een groot aantal slachtoffers?

Dergelijke vragen houden ons natuurlijk al enige tijd bezig. Dat doet een beroep op ons ,maar daarbij is enige nuchterheid op zijn plaats. Want een terroristische aanslag met vele dodelijke slachtoffers en gewonden is natuurlijk gruwelijk. Zo’n gebeurtenis krijgt heel veel aandacht en iedereen beleeft het mee. Maar is een individueel geweldsmisdrijf met hetzelfde letsel tot gevolg voor de betrokkenen werkelijk minder erg? Is een individuele ramp voor de benadeelde en zijn naasten een minder grote ramp? En is dat werkelijk reden om andere regels voor tegemoetkomingen te kiezen?

Bij de uitkeringen uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven staat het tegemoetkomingskarakter telkens voorop: het is geen vergoeding van de schade, maar een maatschappelijke blijk van erkenning in de vorm van een financiële tegemoetkoming voor degenen die door een geweldsmisdrijf ernstig worden getroffen. Dat zal bij een terroristische aanslag niet anders zijn. Onze inspanningen zullen er ook dan op gericht moeten zijn om op het juiste moment voor de juiste mensen het juiste te doen. Dat proberen we bij individuele rampen te doen en dat zal bij een terroristische aanslag niet anders zijn.

www.schadefonds.nl

dinsdag 15 maart 2016

Beter bereiken

Door: Monique de Groot, directeur Schadefonds Geweldsmisdrijven

Vandaag presenteert het Schadefonds Geweldsmisdrijven de jaarcijfers over 2015. Ten opzichte van het jaar daarvoor hebben we bijna 700 meer aanvragen behandeld. Dat is een mooi resultaat van het voornemen om in 2015 meer slachtoffers te bereiken door meer bekendheid te geven aan het bestaan van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Een toename van 10 procent. Afgelopen jaar werd een recordbedrag aan tegemoetkomingen uitbetaald: 16,5 miljoen euro.
In een eerder blog schreef ik over de samenwerking met Slachtofferhulp Nederland waar zogenaamde schadefondsspecialisten zijn opgeleid. Uit de toename blijkt dat deze investering goed heeft geloond en ervoor heeft gezorgd dat meer en vooral meer kansrijke aanvragen door de collega’s van Slachtofferhulp naar het Schadefonds zijn doorverwezen.

Voor 2016 hebben wij niet alleen het voornemen om dit niveau te handhaven, maar besteden we speciale aandacht aan minderjarige slachtoffers en slachtoffers van huiselijk geweld. Meestal doet iemand - wanneer hij slachtoffer wordt van een geweldsmisdrijf - aangifte bij de politie. Bij het doen van aangifte wordt gewezen op de mogelijkheid van hulp door Slachtofferhulp en het Schadefonds. Bij zowel minderjarige slachtoffers als slachtoffers van huiselijk geweld komt het relatief vaker voor dat zij geen aangifte doen. Bij minderjarige slachtoffers omdat zij soms niet weten wat strafbaar is of dat naar een politiebureau gaan voor hen een grote stap is. Bij slachtoffers van huiselijk geweld is het doen van aangifte ook een hoge drempel, omdat de dader vaak een bekende is en het doen van aangifte de situatie alleen maar compliceert. De slachtoffers  worden dan niet geattendeerd op de mogelijkheid om een tegemoetkoming bij ons aan te vragen.
De afgelopen maanden ben ik veel in gesprek geweest met verschillende instanties die hulp verlenen aan minderjarige slachtoffers en slachtoffers van huiselijk geweld. Zoals met Jeugdzorg Nederland, Jeugdbescherming West, Veilig Thuis Haaglanden, de Raad voor de Kinderbescherming, de Blijf groep Amsterdam, Federatie Opvang, maar ook met het Openbaar Ministerie en de politie. In de gesprekken met jeugd- en huiselijk geweldinstanties trof ik een grote onbekendheid met het Schadefonds. Na uitgelegd te hebben wat wij doen was steevast de reactie tweeledig. In de eerste plaats “wat mooi dat die mogelijkheid er is”. En in de tweede plaats: “daar kunnen vast veel van onze cliënten wat aan hebben”.

Op beide terreinen - jeugdige slachtoffers en slachtoffers van huiselijk geweld - verkennen we momenteel hoe we de bekendheid met het Schadefonds kunnen vergroten. Een eerste stap daarbij is het geven van een nadere omschrijving van het soort zaken waar het om kan gaan. Uit ons eigen systeem verzamelen we zaken en maken daar een meer algemeen beeld van, maar wel toegespitst op zaken die vóórkomen bij minderjarigen en bij huiselijk geweld. Dit proberen we ook zoveel mogelijk in de ‘taal’ van de hulpverlening op te stellen. Wij zijn een juridische en strafrechtelijk georiënteerde organisatie en merken in de communicatie dat dit niet altijd even goed overkomt.
Verder gaan we bekijken met welke informatie wij de beoordeling van een aanvraag kunnen doen. In deze gevallen is vaak geen aangifte gedaan bij de politie. Dat is toch een van de belangrijkste documenten op basis waarvan wij onze afweging maken. Maar zeker niet de enige. We kunnen ook op basis van andere gegevens en documenten een afweging maken. Ook hier gaan we voorbeelden van geven .
Dit voorjaar zal ons onderzoek meer duidelijkheid geven en kunnen we verder in overleg met genoemde instanties om nadere afspraken te maken hoe we dit verder kunnen brengen.
En dit alles met het doel om jeugdige slachtoffers en slachtoffers van huiselijk geweld ,die tot op heden nog onvoldoende de mogelijkheden van het Schadefonds benutten, beter te bereiken.

www.schadefonds.nl

dinsdag 1 maart 2016

Beschermheilige

Door: Carol van Nijnatten, lid Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

Seksueel misbruik van kwetsbare mensen blijft niet beperkt tot de Nederlandse jeugdzorg. Mondiaal wordt een op de vijf vrouwen verkracht of op andere wijze seksueel misbruikt (Rode Kruis). Verkrachting is een oorlogswapen.  Volgens Denis Mukwege die dit jaar bijna de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, zijn de massale verkrachtingen van vrouwen en kinderen een wapen in de onderlinge strijd van Congolese strijdgroepen. In niet mis te verstane woorden laat hij op internationale podia zijn afschuw blijken over deze mensonterende praktijken. Mukwege is gynaecoloog en heeft in Congo een ziekenhuis (Panzi) opgericht, waar hij slachtoffers van seksueel geweld opereert. In de afgelopen vijftien jaar heeft hij al meer dan 40.000 hersteloperaties uitgevoerd. 
Kinderen ontspringen de dans niet. Volgens War Child zijn wereldwijd 30 miljoen oorlogskinderen slachtoffer van seksueel misbruik. 30 Miljoen! Maar niet alleen in oorlogssituaties. In oktober werden in India twee 17-jarige jongens gearresteerd nadat zij een meisje van 2 ½ jaar in de trein hadden verkracht. Mukwege jongste patiënte was zes maanden oud!

Het blijft niet bij violeren (een term die het gewelddadige en ontheiligende karakter van verkrachting  onderstreept), het gaat ook om bruut geweld tegen de vrouwelijke en kinderlijke sekse. De sekse wordt letterlijk kapot geschoten. Mukwege probeert te redden wat er te redden valt.
De gebeurtenissen in Congo roepen herinneringen op aan de roman ‘Heart of Darkness’ van Joseph Conrad.  De hoofdpersoon Marlow  vaart stroomopwaarts naar de donkere binnenlanden van de Congo waar de wetten van de jungle gelden en niet die van de menselijke beschaving. De bootreis is zo ook een reis naar de zwarte diepte van de menselijke geest.  Als het individu niet door de sociale omgeving in toom wordt gehouden, kan hij zich tot een monster ontwikkelen. Mutwege noemt de massale verkrachtingen een uiting van wetteloosheid. Het is een dieptepunt in de verhouding tussen de seksen en de generaties. Het gaat de verkrachters om de meest kwetsbaren en daarom is het geen specifieke vrouwenkwestie is, maar een van menselijkheid. Mukwege: “Mannen hebben de verantwoordelijkheid hieraan een einde te maken”
In 2012 ontsnapte Mukwege ternauwernood aan een moordaanslag. Zijn lijfwacht werd gedood. Hij verbleef enkele maanden in België maar keerde terug op verzoek van de vrouwen die door hen waren geholpen.

Mukwege is dus  een held. Is hij ook een heilige die wij kunnen aanroepen een einde te maken aan dit onrecht?  Op die vraag zou hij minzaam ‘nee’ knikken. Wat zou een dergelijke  verering immers veranderen aan het lot van de misbruikten? De Nobelprijs kan hem gestolen worden. Het komt erop aan de situatie van de slachtoffers in Congo en elders te veranderen.  “Elke dag moet je jezelf afvragen wat heb ik voor iemand anders gedaan. Dan besef je beter dat  niet alles om jou draait”.

De beschermheilige Mukwege predikt geen aanbidding maar initiatief. Niet alleen in Congo maar overal ter wereld en dus ook in onze Nederlandse jeugdzorg.

www.schadefonds.nl

donderdag 21 januari 2016

Waarom ik het doe; leed verzachten

Door: Ludo Goossens,Voorzitter Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

Er was een jonge, volkomen geïntegreerde Marokkaanse familie. De vader kwam in de jaren 70 als gastarbeider naar Nederland. Hij werkte zich krom. De moeder en kinderen kwamen later voor gezinshereniging. Het waren gewone, nette en constructieve mensen. De dochters, midden twintig, misschien 30 jaar nu, waren hoog opgeleid. Een zoon zat een beetje aan de rand van de samenleving, maar hij was geen crimineel.

Die zoon werd doodgeschoten omdat hij voor een ander werd aangezien. Een executie in het criminele milieu, maar helaas was een verkeerde man vermoord. In eerste instantie wees het Schadefonds Geweldsmisdrijven de aanvraag voor een financiële tegemoetkoming aan de nabestaanden af omdat bij de dode jongen op straat drugs werden aangetroffen. Eerst bestond het vermoeden dat hij dealde.

Toen de nabestaanden bezwaar maakten tegen de beslissing van het Schadefonds, werd verder gezocht. Ook het politieonderzoek vorderde intussen. Meer en meer ontstond de overtuiging dat er sprake was van een persoonsverwisseling. Wat zag ik: gebroken ouders, die voor het eerst na de dood van de zoon, meekwamen naar het kantoor van het Schadefonds. Zij konden niet vertellen over hun zoon, die op straat was vermoord. Twee sterke dochters, die wel konden vertellen over hun broer en hun huilende vader en moeder.

Ter voorbereiding op de behandeling van het bezwaar had het Schadefonds intussen in een intensief contact met de politie boven water gehaald dat er vrijwel zeker sprake was van een persoonsverwisseling. Nieuwe situatie: kapot gezin, gebroken ouders, sterke dochters in een gesprek over een zoon die dood op straat lag , slachtoffer van een liquidatie die niet voor hem bedoeld was. Het bezwaar van de nabestaanden was gegrond. Zij kregen een financiële tegemoetkoming van het Schadefonds.

Dat gesprek, die erkenning, het verzachten van het leed, een beetje, het geven van hoop, een beetje, dat vergeet ik nooit meer en daar doen wij het voor. Dit gebroken gezin heeft geen fijne feestdagen gehad, maar ik hoop volgend jaar toch weer een beetje beter, mede dankzij de erkenning die wij als Schadefonds namens ons allen - als samenleving - hebben kunnen geven.

In mijn volgende blog ga ik weer in op de grote ontwikkelingen bij het Schadefonds. Na dit verhaal is dat niet passend, hier past even stilte.

www.schadefonds.nl

dinsdag 8 december 2015

Een jaar lang zonder bonnetjes

Door: Siewert Lindenbergh, lid Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

In november 2014 maakte het Schadefonds een grote wending: van wel 26 individuele schadeposten naar zes vaste categorieën met ronde bedragen als tegemoetkoming. Een jaar later is het tijd voor een grondige evaluatie: wat zijn de reacties van slachtoffers, van ketenpartners? Is bereikt wat we voor ogen hadden? Wat zijn de verbeterpunten?

Op 6 november werd de aftrap gegeven in een evaluatiemiddag met medewerkers en Commissieleden van het Schadefonds, met onderzoekers van de Universiteit Leiden die het evaluatieonderzoek gaan uitvoeren en met enkele gasten, van Slachtofferhulp Nederland en van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Aan de hand van een aantal vragen is geïnventariseerd wat de eerste indrukken zijn.

Wat was ook alweer de aanleiding voor het nieuwe beleid? Uit onderzoek was gebleken dat ontvangers over het algemeen tevreden waren met de door hen ontvangen tegemoetkoming, maar dat zij behoefte hadden aan meer voorspelbaarheid, dat zij doorgaans geen idee hadden van de componenten (vermogensschade/immateriële schade) waaruit hun tegemoetkoming bestond, en dat zij veelal ook geen idee hadden dat het ging om een tegemoetkoming in plaats van een schadevergoeding. Verder was er enige wrevel over de wijze van afwikkeling door de grote hoeveelheid informatie die van aanvragers werd verlangd. Dat laatste leidde bovendien tot schijnprecisie: het uitvragen op 26 schadeposten en toekennen van bedragen achter de komma oogde weliswaar precies, maar in werkelijkheid ging het – vanwege het tegemoetkomingskarakter en de wettelijke maxima – om afgetopte bedragen die doorgaans de werkelijk geleden schade niet dekten. En dat kostte veel tijd en aandacht, zowel van de aanvragers als van de Schadefondsmedewerkers. Dat alles leidde tot de gedachte om minder tijd te steken in het uitmeten van de schade en meer te investeren in individueel contact. Daarbij speelde een rol dat inmiddels ervaring was opgedaan met ongedifferentieerde tegemoetkomingsbedragen in de regelingen inzake seksueel misbruik in de jeugdzorg waaraan het Schadefonds uitvoering geeft.

En wat waren de bedoelingen van het nieuwe beleid? Kwade tongen hebben beweerd dat het zou gaan om een bezuinigingsoperatie. Dat is niet juist: altijd heeft voorop gestaan om ten minste hetzelfde bedrag aan tegemoetkomingen uit te keren als onder het oude beleid. De belangrijkste doelen waren het vergroten van voorspelbaarheid voor aanvragers, het benadrukken van het tegemoetkomende karakter van de uitkering, verkorting van de beslistermijnen, vermindering van gedeeltelijke afwijzingen, begrijpelijkere beslissingen en een forse afname van de aanvullende aanvragen en van bezwaar- en beroepszaken. De gedachte was ook dat deze ontwikkelingen medewerkers meer tijd zouden geven voor individueel contact met de aanvragers en voor andere activiteiten zoals voorlichting. Verder bestond de wens om het oog van de aanvrager meer te richten op de toekomst (hoe helpt een tegemoetkoming mij vooruit?) en minder terug te blikken op het verleden (wat is mij overkomen en hoe ziet mijn schade er precies uit?)

In een rapportcijfer uitgedrukt kreeg het nieuwe beleid tijdens de eerste evaluatiemiddag een ruime voldoende (7,5 a 8). Als succesvol werden benoemd de toegenomen snelheid van afwikkeling, meer oog en tijd voor persoonlijk contact met de aanvrager, prettiger werken zonder onderzoek naar bonnetjes, minder complexe formulieren en minder aanvullende aanvragen. Maar er werden ook verbeterpunten genoemd: de schade volgt niet altijd het letsel omdat relatief bescheiden letsels soms forse schade – bijvoorbeeld verlies aan arbeidsvermogen – kunnen veroorzaken, er komt nu veel druk te staan op indeling in de juiste letselcategorie en die indeling kan soms evenwichtiger, de kosten van rechtsbijstand bij aanvragen worden niet meer vergoed. Verder werden reserves gemaakt voor de verrekening met later ontvangen betalingen (bijvoorbeeld van de dader), omdat die pas later volgt en nog onduidelijk is hoe het beleid hier uitpakt.

Dit zijn natuurlijk voorlopige indrukken, want het echte evaluatieonderzoek door de Universiteit Leiden moet nog starten. Bovendien gaat het er bij het nieuwe beleid natuurlijk niet om of het Schadefonds of de ketenpartners er blij mee zijn, maar vooral of het door de aanvragers en ontvangers als een verbetering wordt ervaren. Naar die ervaringen zien wij met belangstelling uit. Wordt vervolgd dus.

www.schadefonds.nl

maandag 9 november 2015

Van samen werken naar samenwerken

Door: Monique de Groot, directeur Schadefonds Geweldsmisdrijven

De eerste verdieping van ons kantoor in Rijswijk, waar mijn kamer zich bevindt, is doorgaans een oase van rust. De medewerkers op die verdieping werken hard en ook stil of zijn deels elders aan het werk. Maar vandaag was het reuring! Op bezoek waren de zogenoemde Schadefondsspecialisten. Hoe mooi wil je het als organisatie hebben dat bij een ketenpartner mensen zijn aangewezen die als specialist over jouw werk zijn benoemd? Schadefondsspecialisten zijn medewerkers van Slachtofferhulp Nederland die meer dan de reguliere medewerkers weten hoe de aanvraagprocedure bij ons werkt. Iedere medewerker van Slachtofferhulp Nederland kan een slachtoffer helpen bij het invullen van het aanvraagformulier van het Schadefonds. Maar als zij vragen hebben of een collegiale controle willen op het aanvraagformulier, dan kunnen zij terecht bij deze specialisten. Op verschillende data en verschillende plekken in het land treffen zij dit najaar medewerkers van het Schadefonds die hen nog deskundiger maken en hen meenemen in de laatste ontwikkelingen. Hiermee willen we ervoor zorgen dat de aanvragen van slachtoffers in hoge mate een kans van slagen hebben en leiden tot een tegemoetkoming.

Het is één van de manieren waarop Slachtofferhulp Nederland en het Schadefonds Geweldsmisdrijven de dienstverlening aan slachtoffers en nabestaanden proberen te verbeteren. Vanwege de onafhankelijke besluitvorming op aanvragen is het niet aan het Schadefonds om het slachtoffer te helpen bij het invullen van het aanvraagformulier. Het is mooi dat een organisatie als Slachtofferhulp Nederland dat kan oppakken. Een slachtoffer dat is achtergebleven met schade kan op verschillende manieren proberen dit vergoed te krijgen. Bijvoorbeeld bij een verzekeraar, in een civiele procedure, via een vordering benadeelde partij in een strafproces of via het Schadefonds. Slachtofferhulp Nederland helpt mensen de meest geschikte weg te vinden, waaronder die naar het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
Op verschillende niveaus van onze organisaties is er intensief contact om het slachtoffer zo goed mogelijk te helpen. Om bij de top te beginnen: onlangs waren de voorzitter van onze Commissie Ludo Goossens en ik te gast bij de Raad van Toezicht van Slachtofferhulp Nederland. We hebben gesproken over de huidige wijze van samenwerking en onze plannen hoe we dit kunnen uitbouwen in de toekomst. Enkele weken daarvoor was Harry Crielaars (Raad van Bestuur Slachtofferhulp Nederland) aanwezig bij de maandelijkse vergadering van onze Commissie en heeft daar de inhoudelijke discussie meegemaakt over een aantal beleidsontwikkelingen die bij ons spelen. Harry en ik treffen elkaar periodiek in de Kerngroep slachtofferbeleid onder leiding van het ministerie van Veiligheid en Justitie, waaraan ook andere ketenpartners deelnemen. Deze week sprak ik met de directeur Juridische Dienstverlening van Slachtofferhulp Nederland de verschillende dossiers door die ons momenteel bezighouden. Begin volgend jaar is een vergadering met beide managementteams gepland. We houden elkaar dus goed op de hoogte van wederzijdse acties en ontwikkelingen.
Onze medewerkers treffen elkaar ook regelmatig. De beleidsmedewerkers weten elkaar goed te vinden op een veelheid van dossiers en trekken daarin samen op. Enkele juristen binnen mijn organisatie geven voorlichting over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming en onze werkwijze en zij zijn contactpersoon voor een bepaalde regio van Slachtofferhulp Nederland. Zo kan een persoonlijke band tussen de medewerkers ontstaan. Dat bevordert de goede communicatie en samenwerking. En daarmee is het slachtoffer gebaat.

Onze taken maken dat we verschillende organisaties zijn, het is niet aangewezen die in één organisatie te vatten. Ons gezamenlijk doel is dat het slachtoffer zo snel en goed mogelijk wordt ondersteund en er zo min mogelijk ongemak van heeft dat wij twee afzonderlijke organisaties zijn. We zijn in dat kader op een goede weg en we zien nog veel mogelijkheden om de samenwerking verder vorm te geven.

www.schadefonds.nl

dinsdag 22 september 2015

Harnas

Door: Carol van Nijnatten, lid Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

Tijdens hoorzittingen bij het Schadefonds heb ik mensen ontmoet die als kind seksueel werden misbruikt. De slachtoffers vertellen wat hen (meestal lang geleden) is overkomen in een kindertehuis of bij een pleeggezin. De slachtoffers verschillen onderling, maar de meesten blijken in staat uitgebreid te vertellen over wat hen is overkomen. Ze weten nog de namen van de groepsleiders en die van groepsgenoten en beschrijven vaak tot in detail de paviljoens waar ze woonden. Wat mij steeds weer opvalt is dat ze met droge ogen verslag doen van de meest verschrikkelijke zaken. Enkelen raken geagiteerd tijdens hun verhaal maar de meesten hebben opgeschreven of vertellen stap voor stap wat er gebeurde, maar zelden wordt een slachtoffer overmand door de inhoud van zijn verhaal.
De psychoanalyticus Louis Tas sprak over ‘vermijding van rouw’. Hij beschrijft hoe Joodse slachtoffers met understatements en andere middelen proberen de scherpe kanten van hun oorlogsgeschiedenis te verzachten. En hoe zij de verontwaardiging van de volgende generatie tegemoet moeten zien omdat ze overleefd hebben of het verwijt kunnen krijgen dat zij zich als volk hebben laten vernietigen.

De slachtoffers van seksueel misbruik lijken zich ook te harnassen tegen hun eigen gevoelens en de reacties van omstanders. Ik zag het treffend verbeeld in de klassieke Amerikaanse film ‘Good Will Hunting’ over een jonge conciërge met een wiskundeknobbel op een technische school.  Hij verprutst zijn talenten en de relatie met zijn leuke vriendin. Wat is er mis met die jongen? Will is als kind herhaaldelijk door zijn stiefvader in elkaar geslagen. Nu kan hij op zijn beurt zijn handen niet thuis houden en belandt in de cel. Hij mag er op voorspraak van de wiskundeleraar uit als hij zich onder behandeling stelt van therapeut Sean Maguire. In een aangrijpende scène aan het einde van de film bekent de therapeut dat hij als kind ook is mishandeld. Sean loopt langzaam op Will af en zegt dat de shit uit zijn dossier niet zijn fout is. Dat herhaalt hij tien keer ‘It’s not your fault’. Will voelt zich ongemakkelijk bij die confrontatie en probeert zich nog een beetje uit de situatie te redden: ‘I know, I know’’. Dan wordt hij boos, begint te schreeuwen en duwt Sean weg totdat hij breekt en in huilen uitbarst.

Uiteraard is dat een aangedikte Hollywood dialoog die in het echt leven niet voorkomt. Toch laat het zien hoe diep de ellende van geweld tegen kinderen kan zijn weggestopt, hoe stevig de deksel op de beerput kan zitten en hoe geharnast de slachtoffers van geweld door het leven kunnen gaan. Hoewel ik geen Sean Maguire ben en het  Schadefonds Hollywood niet is, ik gun die slachtoffers allen hun Will Hunting-moment.

www.schadefonds.nl